Subcutaan semaglutide is geregistreerd voor volwassenen met DM2:
als monotherapie als metformine niet in aanmerking komt
in combinatie met bloedglucoseverlagende middelen (SmPC, 2024).
Semaglutide is ook beschikbaar als orale toedieningsvorm. Wil je meer weten over oraal semaglutide? Lees dan de informatie over semaglutide oraal.
Subcutaan semaglutide is in een hogere dosering geregistreerd voor de behandeling van overgewicht en obesitas bij volwassenen. Wil je meer weten over subcutaan semaglutide bij obesitas? Lees dan de informatie over semaglutide bij obesitas.
Deze pagina gaat alleen over subcutaan semaglutide bij DM2.
Effectiviteit
De medicamenteuze behandeling van DM2 richt zich op regulering van de bloedglucosewaarden. Het doel van de behandeling is tweeledig. Het eerste doel is verminderen van eventuele klachten. Het tweede doel is voorkomen of vertragen van micro- en macrovasculaire complicaties en mortaliteit. De basis van de behandeling van DM2 is niet-medicamenteus (niet roken, voldoende lichaamsbeweging, afvallen bij BMI > 25 kg/m2 en gezonde voeding) (NHG, 2024).
Wat is het effect op micro- en macrovasculaire complicaties en mortaliteit?
Subcutaan semaglutide geeft een lager risico op macrovasculaire complicaties en mortaliteit dan placebo bij patiënten met een hoog risico op cardiovasculaire aandoeningen. Dit is vastgesteld in de SUSTAIN-6-studie. Het primaire eindpunt was een combinatie van cardiovasculaire sterfte, niet-fataal myocardinfarct en niet-fatale beroerte. Dit eindpunt kwam voor bij 6,6% van de patiënten met oraal semaglutide en 8,9% van de patiënten met placebo. Het verschil was statistisch significant: HR= 0,74; 95%BI=0,58 tot 0,95. Het NNT was 45 gedurende 2 jaar.
In dezelfde studie veroorzaakte subcutaan semaglutide significant minder nefropathie dan placebo. Subcutaan semaglutide veroorzaakte echter significant meer retinopathie dan placebo (Marso, 2016).
Wil je meer weten over de cardiovasculaire effecten van GLP1-agonisten? Lees dan de uitgebreide informatie over cardiovasculaire effecten.
Wat is het effect op het HbA1c?
Subcutaan semaglutide verlaagt het HbA1c. Het effect van subcutaan semaglutide op het HbA1c is afhankelijk van de andere bloedglucoseverlagende middelen die de patiënt gebruikt:
Heeft een patiënt niet eerder bloedglucoseverlagende middelen gebruikt? Dan verlaagt subcutaan semaglutide 0,5 mg/week het HbA1c met 15,7 mmol/mol ten opzichte van placebo. Voor subcutaan semaglutide 1,0 mg/week is dit 16,8 mmol/mol.
Gebruikt een patiënt al metformine met of zonder een SU-derivaat? Dan verlaagt subcutaan semaglutide 0,5 mg/week het HbA1c met 13,3 mmol/mol ten opzichte van de uitgangswaarde. Voor subcutaan semaglutide 1,0 mg/week is dit 18,0 mmol/mol. Dit effect is groter dan van insuline glargine. Insuline glargine verlaagde het HbA1c met 9,1 mmol/mol. Insuline glargine werd in de studie indien nodig opgetitreerd (Assessment report, 2018).
Wat is het effect op het lichaamsgewicht?
Subcutaan semaglutide verlaagt het lichaamsgewicht. De gewichtsafname is afhankelijk van de dosering en de andere bloedglucoseverlagende middelen die de patiënt gebruikt:
Heeft een patiënt niet eerder bloedglucoseverlagende middelen gebruikt? Dan verlaagt subcutaan semaglutide 0,5 mg/week het lichaamsgewicht met 2,8 kg in 30 weken ten opzichte van placebo. Voor subcutaan semaglutide 1,0 mg/week is dit 3,6 kg.
Gebruikt een patiënt al metformine met of zonder een SU-derivaat? Dan verlaagt subcutaan semaglutide 0,5 mg/week het lichaamsgewicht met 3,5 kg ten opzichte van de uitgangswaarde. Voor subcutaan semaglutide 1,0 mg/week is dit 5,2 kg. Patiënten met insuline glargine komen gemiddeld 1,2 kg aan (Assessment report, 2018).
Veiligheid
Wat zijn belangrijke bijwerkingen?
De meest voorkomende bijwerkingen van subcutaan semaglutide zijn gastro-intestinale klachten, zoals misselijkheid en diarree. Deze bijwerkingen komen bij meer dan 10% van de patiënten voor. Andere gastro-intestinale bijwerkingen, zoals braken, buikpijn, obstipatie en gastritis komen bij 1 tot 10% van de patiënten voor. In studies stopte 3,9 tot 5% van de patiënten met subcutaan semaglutide vanwege gastro-intestinale bijwerkingen. De meeste gastro-intestinale bijwerkingen komen voor tijdens de eerste maanden van de behandeling. Daarna nemen ze af.
Andere bijwerkingen van subcutaan semaglutide zijn onder andere:
duizeligheid
verminderde eetlust
complicaties van diabetische retinopathie
galstenen
vermoeidheid
Deze bijwerkingen komen bij 1 tot 10% van de patiënten voor (SmPC, 2024).
Hoe vaak komen hypoglykemieën voor?
Subcutaan semaglutide veroorzaakt zelf geen hypoglykemieën, omdat het alleen werkt in aanwezigheid van verhoogde glucosewaarden. Gebruikt de patiënt subcutaan semaglutide in combinatie met een middel dat hypoglykemieën kan veroorzaken? Dan is de kans op hypoglykemieën wel groter. Ernstige hypoglykemieën komen weinig voor:
Gebruikt een patiënt ook een SU-derivaat? Dan krijgen patiënten gemiddeld 0,03 ernstige hypoglykemieën per jaar.
Gebruikt een patiënt ook insuline? Dan krijgen patiënten gemiddeld 0,02 ernstige hypoglykemieën per jaar (SmPC, 2024).
Wat is de langetermijnveiligheid?
Er is een aantal zorgen over de langetermijnveiligheid:
Pancreatitis en pancreascarcinoom. In sommige studies zijn GLP1-agonisten geassocieerd met een verhoogd risico op pancreatitis en pancreascarcinoom. Bij subcutaan semaglutide komt acute pancreatitis bij 0,1 tot 1% van de patiënten voor (SmPC, 2024). Wil je meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over pancreatitis en pancreascarcinoom.
Schildklieraandoeningen. In proefdierstudies veroorzaakte subcutaan semaglutide niet-letale schildkliertumoren. De klinische relevantie van dit effect bij mensen is niet bekend.
Retinopathie. Bij patiënten met subcutaan semaglutide is een verhoogd risico op complicaties van diabetische retinopathie waargenomen. Het ging hierbij om patiënten die ook insuline gebruikten. Ook hadden de patiënten al diabetische retinopathie. Mogelijk is de oorzaak een snelle verbetering van de bloedglucoseregulatie (SmPC, 2024).
Wat zijn belangrijke contra-indicaties en interacties?
Er is geen ervaring met subcutaan semaglutide bij patiënten met hartfalen NYHA klasse IV. Subcutaan semaglutide wordt bij deze patiënten niet aangeraden.
Patiënten met (een vermoeden van) pancreatitis moeten stoppen met subcutaan semaglutide.
Zorgverleners moeten patiënten met diabetische retinopathie en subcutaan semaglutide goed volgen en behandelen volgens de richtlijnen.
Subcutaan semaglutide vertraagt de maaglediging. De klinische relevantie hiervan lijkt beperkt. Er zijn geen relevante interacties met andere geneesmiddelen aangetoond (SmPC, 2024).
Wat is het advies bij verminderde nierfunctie?
Bij patiënten met een geschatte creatinineklaring > 10 ml/min is aanpassing van de dosering van subcutaan semaglutide niet nodig (SmPC, 2024).
Richtlijnen
De Nederlandse richtlijn voor de behandeling van DM2 maken onderscheid tussen patiënten met en zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. Voor beide groepen geldt een ander medicamenteus stappenplan.
Het stappenplan voor de hoog-risicopatiënten geldt alleen voor patiënten met DM2 die voldoen aan de volgende voorwaarden:
niet-kwetsbaar
levensverwachting > 5 jaar
eGFR > 10 ml/min/1,73 m2
zeer hoog risico op hart- en vaatziekten
eerder doorgemaakte hart- en vaatziekten
chronische nierschade met matig tot sterk verhoogd cardiovasculair risico
hartfalen
Voor alle andere patiënten geldt het stappenplan voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (NHG, 2024).
Welke plaats heeft subcutaan semaglutide bij patiënten met zeer hoog risico op hart- vaatziekten?
Semaglutide en andere GLP1-agonisten zijn stap 3 in het stappenplan voor de hoog-risicopatiënten. De richtlijn raadt GLP1-agonisten af bij:
pancreascarcinoom (terughoudendheid bij pancreatitis in voorgeschiedenis en bij (diabetische) gastroparese)
medullair schildkliercarcinoom
ernstige leverfunctiestoornis
ernstig hartfalen
SGLT2-remmers en metformine zijn stap 1 en 2. Bij een contra-indicatie voor SGLT2-remmers zijn GLP1-agonisten de eerste keus (NHG, 2024).
Welke plaats heeft subcutaan semaglutide bij patiënten zonder zeer hoog risico op hart- vaatziekten?
Semaglutide en andere GLP1-agonisten hebben een kleine plaats bij patiënten met DM2 zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. De richtlijn onderscheidt 4 stappen. GLP1-agonisten hebben een plaats in stap 2, 3 of 4.
Stap 1 is metformine.
Stap 2 is gliclazide. Heeft een patiënt een BMI ≥ 30 kg/m2? Dan kan de voorschrijver een GLP1-agonist overwegen in plaats van gliclazide.
Stap 3 is afhankelijk van de benodigde HbA1c-daling, patiëntkenmerken en patiëntvoorkeuren. Is het HbA1c 10 tot 19 mmol/mol boven de streefwaarde? Dan komen GLP1-agonisten of (middel)langwerkende insuline in aanmerking.
Stap 4 is een GLP1-agonist, DPP4-remmer, gliclazide, GLP1-agonist, (middel)langwerkende insuline of SGLT2-remmer (NHG, 2024).
Kosten en vergoeding
Wat zijn de kosten?
Subcutaan semaglutide kost ongeveer € 1.300 per jaar. Dat is duurder dan metformine, gliclazide, NPH-insuline en SGLT2-remmers:
metformine kost ongeveer € 44 per jaar
gliclazide kost ongeveer € 58 per jaar (tabletten 80 mg) of ongeveer € 73 per jaar (tabletten 30 mg)
NPH-insuline kost ongeveer € 70 per jaar voor 10 eenheden per dag
SGLT2-remmers kosten ongeveer € 510 tot € 580 per jaar (FK, 2024)
Wil je meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over kosten.
Wat zijn de vergoedingsvoorwaarden?
Niet alle patiënten met DM2 krijgen subcutaan semaglutide vergoed. Subcutaan semaglutide wordt vergoed voor:
Patiënten met een BMI ≥ 30 kg/m2:
in combinatie met metformine en een SU-derivaat
in combinatie met optimaal getitreerd basaal insuline en metformine met of zonder SU-derivaat
Patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, vanwege eerder bewezen hart- en vaatziekten en/of chronische nierschade:
in combinatie met SGLT2-remmers en metformine (VWS, 2024)
Wil je meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over vergoeding.
Aandachtspunten bij gebruik
Subcutaan semaglutide is beschikbaar als subcutane injectie. Patiënten moeten subcutaan semaglutide eenmaal per week injecteren in de buik, dij of bovenarm. De toediening kan plaatsvinden op een willekeurig tijdstip en onafhankelijk van de maaltijden. Een patiënt kan zo nodig de dag van toediening wijzigen. De tijd tussen 2 injecties moet minimaal 3 dagen zijn.
De startdosering subcutaan semaglutide is 0,25 mg eenmaal per week. Na 4 weken moet de patiënt de dosering verhogen tot 0,5 mg per week. Zo nodig is na minimaal 4 weken verdere verhoging van de dosering naar maximaal 1 mg per week mogelijk.
Gebruikt een patiënt subcutaan semaglutide in combinatie met een SU-derivaat of insuline? Dan kan het nodig zijn de dosis van het SU-derivaat of insuline te verlagen. Dit verlaagt de kans op hypoglykemieën (SmPC, 2024).
Hoe gaat het wisselen tussen subcutaan en oraal semaglutide?
Er is weinig bekend over het wisselen tussen subcutaan en oraal toegediend semaglutide. Eenmaal per week 0,5 mg subcutaan semaglutide is vergelijkbaar met eenmaal daags 14 mg oraal semaglutide (SmPC, 2024).
GLP1-agonisten zijn analogen van het incretinehormoon GLP1. Incretinehormonen stimuleren de insulineafgifte en remmen de glucagonafgifte. Ook vertragen ze de maaglediging en verminderen ze het hongergevoel (SmPC, 2024).
Toekomstige ontwikkelingen
Subcutaan semaglutide is in een hogere dosering geregistreerd voor de behandeling van overgewicht en obesitas bij volwassenen (SmPC, 2024). Dit middel is nog niet beschikbaar op de Nederlandse markt.
Wij gebruiken cookies om informatie over het gebruik van onze website te verzamelen om de inhoud te verbeteren. Door hieronder op “accepteren“ te klikken stem je in met het plaatsen en gebruik van al onze
cookies. Voor meer informatie verwijzen wij je naar ons cookiebeleid.