De patiënt moet insuline aspart subcutaan toedienen in de buikwand of bovenarm. Variëren van het injectiegebied en afwisselen van de injectieplaats is belangrijk om de kans op lipodystrofie te verminderen (SmPC, 2021).
Insuline aspart (Fiasp®) werkt snel, waardoor de patiënt het 0 tot 2 minuten vóór of tot maximaal 20 minuten na het begin van de maaltijd kan toedienen. Novorapid® moet de patiënt direct vóór, tijdens of direct na de maaltijd toedienen. De werking treedt bij Fiasp® 5 minuten eerder in dan bij Novorapid®. De werkingsduur van Fiasp® is korter in vergelijking met NovoRapid® en houdt 3 tot 5 uur aan (SmPC, 2021).
Bestaande gebruikers van insuline aspart omzetten van of naar Fiasp® is mogelijk op basis van eenheid op eenheid, maar moet zorgvuldig plaatsvinden. Het advies is om tijdens het omzetten en gedurende de eerste weken daarna de bloedglucosespiegel nauwgezet te controleren. Omzetting van een andere kortwerkende insuline naar Fiasp® kan ook op basis van eenheid op eenheid (SmPC, 2021).
Er is weinig bekend over het gebruik van insuline aspart (Fiasp®) bij patiënten van 75 jaar of ouder. Bij patiënten van 65 tot 75 jaar is insuline aspart (Fiasp®) veilig en werkzaam (SmPC, 2021).
Bij nieuwe insulines is het voor voorschrijvers en afleveraars belangrijk om alert te blijven op naamsverwisselingen (VMI, 2024). Incidenten met nieuwe geneesmiddelen? Meld deze bij Voorkomen Medicatie-Incidenten.