Nieuw onderzoek
Huisarts kiest te vaak voor duur geneesmiddel bij diabetes
Uit de nieuwe indicator over diabetes mellitus, sinds 2014 opgenomen in de Monitor Voorschrijfgedrag Huisartsen van het IVM, blijkt dat in 24% van de gevallen waarin de huisarts een extra geneesmiddel toevoegt, hij kiest voor een van de nieuwe glucoseverlagende middelen. 'Dat is een schrikbarend hoog percentage, vooral als je bedenkt dat er net zo goede en veel goedkopere alternatieven zijn waar we bovendien veel meer ervaring mee hebben', licht Anke Lambooij, apotheker bij het IVM toe. Daarnaast staat in de onlangs verschenen richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap dat de nieuwe middelen, waaronder de DPP-4-remmers en GLP-1-agonisten, niet de voorkeur hebben en alleen in uitzonderingsgevallen voorgeschreven zouden moeten worden. Reden hiervoor is dat er over de nieuwe medicijnen nog weinig bekend is.
Oorzaak
Een mogelijke oorzaak dat het voorschrijfgedrag van de huisartsen kan verklaren is de marketing van de farmaceutische industrie. 'De industrie maakt veel reclame voor de nieuwe middelen, terwijl dat bij de oudere middelen niet meer gebeurt', zegt Lambooij. 'De nieuwe middelen zijn een stuk duurder dan de oude middelen. Inmiddels bedragen de kosten van de nieuwe middelen 68 procent van het totaalbedrag dat we aan diabetesmedicatie uitgeven'. Paul Janssen, huisarts en mede-ontwikkelaar van de NHG-richtlijn bij diabetes type 2, deelt deze mening. In deze webcast noemt ook hij de hevige marketing als oorzaak van het buiten de richtlijn voorschrijven van de nieuwe medicijnen.
Monitor Voorschrijfgedrag Huisartsen
De Monitor Voorschrijfgedrag Huisartsen biedt de scores van 30 indicatoren rond verschillende geneesmiddelen en aandoeningen, waaronder diabetes mellitus. Huisartsen hebben toegang tot hun eigen cijfers via mvh.zorgprisma.nl. Vektis heeft de scores berekend, het IVM heeft de indicatoren ontwikkeld op basis van de NHG-standaarden. De Monitor is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van VWS en Zorgverzekeraars Nederland.
Laatst gewijzigd op 3 april 2014