Nieuw onderzoek
Gebruik nieuwe bloedglucoseverlagende middelen stijgt
Het aantal voorschriften voor DPP4-remmers en GLP1-agonisten neemt toe, ondanks het feit dat het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) het gebruik van deze middelen niet aanraadt. Bij 80% van de gebruikers van DPP-4-remmers startte de huisarts de behandeling. Dit blijkt uit een onderzoek van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). In de eerste helft van 2013 gebruikten 46.000 diabetespatiënten een DPP-4-remmer. Dat is een stijging van 18% ten opzichte van dezelfde periode in 2012. In totaal gebruikt 5% van alle gebruikers van orale bloedglucoseverlagende middelen een DPP-4-remmer of GLP-1-agonist. De kosten voor deze middelen zijn naar schatting € 50 miljoen, gerekend over heel 2013. Dit komt neer op 68% van de totale kosten aan orale diabetesmiddelen.
Negatief advies
DPP4-remmers en GLP1-agonisten hebben geen plaats in het medicamenteuze stappenplan in de nieuw verschenen NHG-standaard 'diabetes mellitus type 2'. Alleen indien er dwingende redenen bestaan waarom metformine, sulfonylureumderivaten (gliclazide) en insuline niet gebruikt kunnen worden, kan een arts overwegen andere middelen voor te schrijven. Een arts kan dan kiezen uit acarbose, DPP4-remmers, GLP1-agonisten, repaglinide of pioglitazon. Het SFK noemt het "opvallend" dat, gelet op dit advies, 80% van de starters met DPP4-remmers afkomstig was van een huisarts.
Bron
Laatst gewijzigd op 5 november 2013