Medicijn

Indicatie

Empagliflozine is geregistreerd voor volwassenen en kinderen vanaf 10 jaar met DM2:

  • als monotherapie als metformine niet in aanmerking komt
  • in combinatie met bloedglucoseverlagende middelen (SmPC, 2024)

 

Empagliflozine is ook geregistreerd voor volwassenen met chronisch hartfalen en voor volwassenen met chronische nierschade. Wil je meer weten over empagliflozine bij deze aandoeningen? Lees dan de informatie over empagliflozine bij hartfalen en empagliflozine bij chronische nierschade.

Deze pagina gaat alleen over empagliflozine bij volwassenen met DM2

Effectiviteit

De medicamenteuze behandeling van DM2 richt zich op regulering van de bloedglucosewaarden. Het doel van de behandeling is tweeledig. Het eerste doel is verminderen van eventuele klachten. Het tweede doel is voorkomen of vertragen van micro- en macrovasculaire complicaties en mortaliteit. De basis van de behandeling van DM2 is niet-medicamenteus (niet roken, voldoende lichaamsbeweging, afvallen bij BMI > 25 kg/m2 en gezonde voeding) (NHG, 2024).

Wat is het effect op micro- en macrovasculaire complicaties en mortaliteit?

Empagliflozine geeft een lager risico op macrovasculaire complicaties en mortaliteit dan placebo bij patiënten met een hoog risico op cardiovasculaire aandoeningen. Dit is vastgesteld in de EMPA-REG OUTCOME-studie. Het primaire eindpunt was een combinatie van cardiovasculaire sterfte, niet-fataal myocardinfarct en niet-fatale beroerte. Dit eindpunt kwam voor bij 10,5% van de patiënten met empagliflozine en 12,1% van de patiënten met placebo. Het verschil was statistisch significant: HR=0,86; 95%BI=0,74 tot 0,99. Het NNT was 63 gedurende 3,1 jaar (Zinman, 2015).

Het effect van empagliflozine op microvasculaire complicaties is niet bekend.

Wil je meer weten over de cardiovasculaire effecten van SGLT2-remmers? Lees dan de uitgebreide informatie over cardiovasculaire effecten.

Wat is het effect op renale complicaties en mortaliteit?

Empagliflozine geeft een lager risico op renale complicaties dan placebo bij patiënten met chronische nierschade. Ook bij patiënten met DM2 is dit risico lager. Dit is onderzocht in de EMPA-KIDNEY-studie. Het primaire eindpunt van de EMPA-KIDNEY studie was progressie van nierziekte of cardiovasculaire sterfte. Dit eindpunt kwam voor bij 13,1% van de patiënten met empagliflozine en 16,9% van de patiënten met placebo. Het verschil was statistisch significant (HR=0,72; 95%BI=0,64 tot 0,82). Het NNT is 27 gedurende 2 jaar (EMPA-KIDNEY, 2022).

Wat is het effect op het HbA1c?

Empagliflozine verlaagt het HbA1c. Het effect van empagliflozine op het HbA1c is afhankelijk van de dosering en de andere bloedglucoseverlagende middelen die de patiënt gebruikt:

  • Gebruikt de patiënt geen andere bloedglucoseverlagende medicatie? Dan verlaagt empagliflozine 10 mg het HbA1c met 8 mmol/mol ten opzichte van placebo. Voor empagliflozine 25 mg is dit 9 mmol/mol.
  • Gebruikt een patiënt al metformine? Dan verlaagt empagliflozine 10 mg het HbA1c met 6 mmol/mol ten opzichte van placebo. Voor empagliflozine 25 mg is dit 7 mmol/mol.
  • Gebruikt een patiënt al metformine en een SU-derivaat? Dan verlaagt empagliflozine 10 mg het HbA1c met 7 mmol/mol ten opzichte van placebo. Voor empagliflozine 25 mg is dit 6 mmol/mol (Assessment report, 2014).
Wat is het effect op het lichaamsgewicht?

Empagliflozine verlaagt het lichaamsgewicht. De gewichtsafname is 1,6 tot 2,2 kg ten opzichte van placebo. Ten opzichte van glimepiride verlaagt empagliflozine het lichaamsgewicht met 4,8 kg (Assessment report, 2014).

Veiligheid

Wat zijn belangrijke bijwerkingen?

De meest voorkomende bijwerking van empagliflozine is volumedepletie. Deze bijwerking komt bij meer dan 10% van de patiënten voor.

Andere bijwerkingen van empagliflozine zijn onder andere:

  • genitale infecties, zoals vaginale candidiasis, vulvovaginitis en balanitis
  • dorst
  • pruritus
  • obstipatie
  • rash
  • vaker plassen

 

Deze bijwerkingen komen bij 1 tot 10% van de patiënten voor.

Volgens de productinformatie komen ook urineweginfecties bij 1 tot 10% van de patiënten voor (SmPC, 2024). Bijwerkingencentrum Lareb concludeert echter dat er in de praktijk niet meer urineweginfecties voorkomen bij SGLT2-remmers dan bij andere bloedglucoseverlagende middelen of placebo (Lareb, 2024).

Hoe vaak komen hypoglykemieën voor?

Empagliflozine veroorzaakt zelf geen hypoglykemieën, omdat het geen effect heeft op de insuline-afgifte. Gebruikt de patiënt empagliflozine in combinatie met een middel dat hypoglykemieën kan veroorzaken? Dan is de kans op hypoglykemieën wel groter. Bij combinatie met een SU-derivaat of insuline krijgt meer dan 10% een hypoglykemie (SmPC, 2024).

Wat is de langetermijnveiligheid?

Er is een aantal zorgen over de langetermijnveiligheid:

  • Ketoacidose. Empagliflozine en andere SGLT2-remmers geven mogelijk een verhoogd risico op ketoacidose. In sommige gevallen gaat het om ketoacidose zonder sterk verhoogde bloedglucosewaarden (euglykemische ketoacidose). Dit bemoeilijkt de diagnose. Bij empagliflozine komt ketoacidose voor bij 0,1 tot 1% van de patiënten (SmPC, 2024).
  • Amputaties. SGLT2-remmer canagliflozine verhoogt mogelijk het risico op amputaties van onderste ledematen, vooral van tenen (Neal, 2017). Het is niet duidelijk of dit een groepseffect is van SGLT2-remmers. Wil je meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over amputaties.
  • Fracturen. SGLT2-remmer canagliflozine verhoogt mogelijk het risico op fracturen (Neal, 2017). Het is niet duidelijk of dit een groepseffect is van SGLT2-remmers.
  • Gangreen van Fournier. Er zijn postmarketingmeldingen van gangreen van Fournier. Deze meldingen gaan over mannen en vrouwen die empagliflozine of andere SGLT2-remmers gebruiken. Gangreen van Fournier is een zeldzame, maar mogelijk levensbedreigende infectie. Bij empagliflozine komt gangreen van Fournier voor bij 0,01 tot 0,1% van de patiënten (SmPC, 2024).
Wat zijn belangrijke contra-indicaties en interacties?

Empagliflozine geeft een risico op volumedepletie en bloeddrukdaling. Voorschrijvers moeten daarom voorzichtig zijn met empagliflozine bij patiënten voor wie bloeddrukdaling mogelijk risicovol is:

  • patiënten met bekende cardiovasculaire aandoeningen
  • patiënten met antihypertensiva en een geschiedenis van hypotensie
  • patiënten ≥ 75 jaar

 

Empagliflozine verhoogt mogelijk de kans op ketoacidose. Voorschrijvers moeten daarom voorzichtig zijn met empagliflozine bij patiënten met een verhoogd risico op ketoacidose:

  • patiënten met een lage bètacelfunctiereserve (bijvoorbeeld patiënten met lage C-peptide, LADA of voorgeschiedenis van pancreatitis)
  • patiënten met aandoeningen die leiden tot beperkte voedselinname of ernstige uitdroging
  • patiënten met verlaagde insulinedosering
  • patiënten met verhoogde insulinebehoefte als gevolg van een acute aandoening, operatie of alcoholmisbruik (SmPC, 2024)

 

Volgens de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 (2024) zijn SGLT2-remmers ook gecontra-indiceerd bij: 

  • actief voetulcus 
  • recidiverende genitale mycotische infecties.

 

Voorschrijvers moeten voorzichting zijn met SGLT2-remmers bij patiënten met een voetulcus in het verleden (NHG, 2024).

Patiënten die zijn opgenomen in het ziekenhuis voor een grote chirurgische ingreep of ernstige acute aandoening moeten tijdelijk stoppen met empagliflozine (SmPC, 2024).

Wat is het advies bij verminderde nierfunctie?

De adviezen bij een verminderde nierfunctie verschillen voor patiënten die starten met empagliflozine en patiënten die al empagliflozine gebruiken. Voorschrijvers moeten geen empagliflozine starten bij patiënten met eGFR < 30 ml/min/1,73 m2. Gebruikt een patiënt al empagliflozine en neemt de nierfunctie af? Dan kan de patiënt empagliflozine blijven gebruiken tot start van dialyse. Bij een verminderde nierfunctie is het risico op bijwerkingen groter. Ook is empagliflozine minder werkzaam (KNMP, 2024).

Richtlijnen

De Nederlandse richtlijn voor de behandeling van DM2 maken onderscheid tussen patiënten met en zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. Voor beide groepen geldt een ander medicamenteus stappenplan.

Het stappenplan voor de hoog-risicopatiënten geldt alleen voor patiënten met DM2 die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • niet-kwetsbaar
  • levensverwachting > 5 jaar
  • eGFR > 10 ml/min/1,73 m2
  • zeer hoog risico op hart- en vaatziekten
    • eerder doorgemaakte hart- en vaatziekten
    • chronische nierschade met matig tot sterk verhoogd cardiovasculair risico
    • hartfalen

Voor alle andere patiënten geldt het stappenplan voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (NHG, 2024).

Welke plaats heeft empagliflozine bij patiënten met zeer hoog risico op hart- vaatziekten?

Empagliflozine en andere SGLT2-remmers zijn de eerste keus in het stappenplan voor de hoog-risicopatiënten. De richtlijn raadt SGLT2-remmers af bij:

  • ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min/1,73 m2)
  • alcoholisme
  • ondervoeding
  • intermitterend vasten
  • dieet met < 70 gram koolhydraten per dag
  • actief voetulcus (voorzichtigheid bij voetulcus in verleden)
  • recidiverende genitale mycotische infecties (NHG, 2024)
Welke plaats heeft empagliflozine bij patiënten zonder zeer hoog risico op hart- vaatziekten?

Empagliflozine en SGLT2-remmers hebben een kleine plaats bij patiënten met DM2 zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. De richtlijn onderscheidt 4 stappen. SGLT2-remmers hebben een plaats in stap 2, 3 of 4.

  • Stap 1 is metformine.
  • Stap 2 is gliclazide. Heeft een patiënt minimaal 4 risicofactoren voor HVZ? Dan kan de voorschrijver een SGLT2-remmer overwegen in plaats van gliclazide.
  • Stap 3 is afhankelijk van de benodigde HbA1c-daling, patiëntkenmerken en patiëntvoorkeuren. Is het HbA1c 10 tot 19 mmol/mol boven de streefwaarde? Dan komen SGLT2-remmers, gliclazide of DPP4-remmers in aanmerking.
  • Stap 4 is een SGLT2-remmer, DPP4-remmer, gliclazide, GLP1-agonist of (middel)langwerkende insuline (NHG, 2024).

Kosten en vergoeding

Wat zijn de kosten?

Empagliflozine kost ongeveer € 510 per jaar. Dat is duurder dan metformine, gliclazide en NPH-insuline, maar goedkoper dan GLP1-agonisten:

  • metformine kost ongeveer € 44 per jaar
  • gliclazide kost ongeveer € 58 per jaar (tabletten 80 mg) of ongeveer € 73 per jaar (tabletten 30 mg) 
  • NPH-insuline kost ongeveer € 70 per jaar voor 10 eenheden per dag
  • GLP1-agonisten kosten ongeveer € 1.000 tot € 1.500 per jaar (FK, 2024)

 

Wil je meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over kosten.

Wat zijn de vergoedingsvoorwaarden?

Niet alle patiënten met DM2 krijgen empagliflozine vergoed. Empagliflozine wordt vergoed voor:

  • patiënten met alleen metformine die geen SU-derivaat kunnen gebruiken
  • patiënten met alleen metformine en een SU-derivaat
  • patiënten met DM2 en een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten:
    • patiënten met eerder bewezen hart- en vaatziekten
    • patiënten met chronische nierschade:
      • eGFR 30-59 ml/min/1,73 m2 en ACR > 3 mg/mmol 
      • eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2 en ACR > 30 mg/mmol

 

Empagliflozine wordt ook vergoed voor volwassenen met symptomatisch (NYHA II-IV) chronisch hartfalen en volwassenen met chronische nierschade (VWS, 2024). 

Aandachtspunten bij gebruik

Empagliflozine is alleen als tablet voor oraal gebruik beschikbaar. Patiënten kunnen empagliflozine elk moment van de dag innemen. De aanbevolen dosering is eenmaal per dag 10 mg. Bij patiënten met een eGFR ≥ 60 ml/min kan de voorschrijver de dosis zo nodig verhogen tot eenmaal per dag 25 mg.

Gebruikt een patiënt empagliflozine in combinatie met een SU-derivaat of insuline? Dan kan het nodig zijn de dosis van het SU-derivaat of insuline te verlagen. Dit verlaagt de kans op hypoglykemieën.

Het advies is bij patiënten met empagliflozine de nierfunctie te monitoren:

  • voorafgaand aan de behandeling
  • tijdens de behandeling (minimaal jaarlijks)
  • als de patiënt start met een nieuw geneesmiddel dat mogelijk een negatieve invloed heeft op de nierfunctie (SmPC, 2024)

 

Incidenten met nieuwe geneesmiddelen? Meld deze bij Voorkomen Medicatie-Incidenten.

Werkingsmechanisme

SGLT2-remmers blokkeren de natrium-glucose-cotransporter 2 in de nieren. Deze transporter transporteert glucose uit de voorurine terug naar het bloed. Blokkade van deze transporter leidt tot meer glucose-excretie in de urine. Hierdoor daalt de bloedglucosespiegel (SmPC, 2024).

Toekomstige ontwikkelingen

Geen bijzonderheden bekend.

Contact

Laatst gewijzigd op 19 december 2024

Deze site maakt gebruik van cookies

Wij gebruiken cookies om informatie over het gebruik van onze website te verzamelen om de inhoud te verbeteren. Door hieronder op “accepteren“ te klikken stem je in met het plaatsen en gebruik van al onze cookies. Voor meer informatie verwijzen wij je naar ons cookiebeleid.